Sneeuwwitje – Hoofdstuk I

I – Over een naam, een stiefmoeder en een huwelijk

door Ton Schevan

E

r was eens, in een land en tijd ver van ons verwijderd, een prinses die dagelijks voor haar spiegel ging staan met de vraag, “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is er het zieligst in dit land?”

Wellicht dat de allereerste keer de vraag retorisch bedoeld was, maar de spiegel gaf altijd zonder aarzeling antwoord, inmiddels drie jaar lang met precies hetzelfde rijm,

“Het hart volst van smart en pijn, dat kan enkel ’t hart van prinses Sneeuwwitje zijn.”

Waarop Sneeuwwitje – want ja, zij was het – dan gewoonlijk een luide zucht slaakte en teleurgesteld de rest van de dag weer met frisse tegenzin tegemoet zag.

[Even een waarschuwing: Voorwerpen – ook spiegels – spreken normaal gesproken niet. Mocht dat in jouw omgeving opeens veranderen wees dan op je hoede. Overweeg een gesprek met je huisarts. Maak in geen geval de fout om, wat je denkt dat een voorwerp tegen je zegt, ook voor zoete koek aan te nemen.
Waar een doofstomme spiegel je nog oprecht de naakte waarheid zal tonen, leuk of niet, heeft een magische spiegel geheel andere, onnaspeurbare motieven. Ronduit liegen kan het niet, maar het zijn doorgaans uitblinkers in het verhullen van de naakte waarheid.]

Sneeuwwitje kende de spiegel en zijn magische capaciteiten. Ze wist dat ze altijd precies te horen kreeg wat ze verwachtte, nee, wat ze wilde horen, zonder dat daarbij de waarheid geweld aangedaan werd. Wellicht had ze haar dagelijkse vraag beter aan iemand anders kunnen stellen, een persoon of zo. Al had ze dan welhaast zeker dezelfde boodschap te horen gekregen, maar dan met wat meer tact gebracht.

Want het was een feit, Sneeuwwitje was het meest ongelukkige kind in het ganse land. Niet toevallig vandaag en gisteren ook al. Nee, el-le-ke dag weer. Laat dat eens even op je inwerken. Hoe was het zo gekomen?

In zekere zin was het al begonnen bij haar geboorte, ongeveer vijftien geleden. Haar moeder, een wat dromerig typetje, bracht haar kind hartje winter ter wereld. Het koninkrijk lag bedolven onder een ouderwets pak sneeuw en zij meende dat het witte toetje van haar baby veel weg had van het ongerepte sneeuwdek buiten. En waar ieder ander zich wellicht zorgen zou maken maken over het wat ongezond bleke uiterlijk van het kind, zag haar moeder slechts schoonheid. De naam was tegelijk met het kind geboren; Sneeuwwitje.

Sneeuwwitje zelf had een hekel aan haar naam. Niet zo maar een beetje hekel, maar echt een hekel. Een LELIJK-WOORD hekel. Een LELIJK-WOORD dat prinsesjes niet verondersteld worden te kennen, laat staan te gebruiken, maar even goed tot hun beschikking hebben. Je kunt niet altijd voorkomen dat prinsen of prinsessen toevallig de tuinman horen knetteren wanneer hij niets vermoedend op de tanden van een hark gaat staan welke onder een berg bladeren verborgen lag. Zulke momenten blijven ook prinsesjes bij.

[Dit ogenschijnlijk onschuldige - maar helaas voor de tuinman waargebeurd en vooral pijnlijk incident - kreeg naderhand ingrijpende gevolgen. Zo gaat dat met onschuldig lijkende grappen. Later meer hierover.]

De naam Sneeuwwitje suggereerde dat ze een lief en proper meisje was, sprankelend en opgewekt, nimmer dwars of ongezeglijk. De naam sloot haar al bij voorbaat op in een kooitje. Een gouden kooitje in een paleis, weliswaar, waarin ze mocht kwetteren en pronken als een parkietje, maar waarin ze wel geacht werd zich te gedragen zoals haar naam dicteerde. Een kooitje waar een doek overheen geworpen werd als zij niet meer aan die verwachtingen voldeed of even ongelegen kwam. Een kooitje welke, nadat moeder was overleden, eenmaal door het doek aan het oog onttrokken prompt door vader vergeten werd.

Dat was allemaal nog in de goede tijd. Natuurlijk, die goede tijd was eigenlijk al ten onder gegaan met het overlijden van haar moeder, toen Sneeuwwitje net tien was. Het dromerige, onwerkelijke sfeertje in het paleis verdween en het kille zakelijke vulde de leemte op. Een onbehagelijke stilte had de macht gegrepen in de wandelgangen, die bezoekers aanspoorde om maar zo gauw mogelijk weer te vertrekken. Het is enkel met de ons gegunde terugwaartse blik dat we nu kunnen zeggen, dat was nog de goede tijd, relatief gezien. Alles daarna was… dark. Ja, dark. Niet somber, donker of grauw of iets dergelijks. Die woorden schieten allemaal tekort. Maar dark heeft iets wat die andere woorden missen. Intensiteit.

Wat kon er nu erger zijn dan dat je moeder overlijdt, een afwezige vader, het gemis? Nou, stiefmoeders.

[In sprookjes, hè! Alleen in sprookjes.]

Waar de een, dromerig en zachtaardig, in alles schoonheid zag, was de ander kil, snoeihard en obsessief bezig met haar eigen persoontje en veronderstelde schoonheid. Als vervangster van het Koninklijk Moederschap was er haast geen slechter kandidaat denkbaar.

Op haar eerste dag als koningin dwaalde de stiefmoeder…

[… en dat gaat niet werken. Stiefmoeder dit, stiefmoeder dat.
Het is opmerkelijk dat in sprookjes de hoofdpersoon een naam toebedeeld krijgt en verder nagenoeg niemand. Roodkapje, Assepoester, Doornroosje, Klein Duimpje, zij zitten allemaal opgescheept met naamloze familieleden of niet bij name genoemde stiefmoeders. Alsof iemand alle namen heeft doorgekrast zodat enkel de naam van het hoofdpersonage over bleef. Je weet wel meteen wie er belangrijk is in het verhaal – en (doorgaans, mogelijk) levend het einde zal halen - toch schuurt het wel een beetje. Bovendien maakt dit het vertellen van een verhaal er niet makkelijker op. Stiefmoeder dit, stiefmoeder dat.
Maar wat te doen wanneer al die namen ons niet overgeleverd zijn...]

Op haar eerste dag als koningin dwaalde Stiefanie door de wandelgangen van het paleis om haar nieuwe woonwereld te verkennen. En het moet gezegd, daar was de laatste tijd weinig aandacht aan besteed. De geleidelijk diepere lijnen van schok en chagrijn op Stiefanie’s gezicht was niet geveinsd. Zij werd gevolgd door Hoofd-lakei Albertus van de Paleishoudelijke Dienst die driftig haar op- en aantekeningen noteerde en inmiddels toe was aan blad 4 met aandachtspunten; achterstallig onderhoud en vervanging van versleten of domweg onmodieus meubilair. Een volledige renovatie was wellicht meer aan de orde… voor zover het niet bestaande budget voor Wooncomfort dat toeliet. Maar dat heikele punt had Albertus nog niet aangeroerd.

De vergane glorie welke Stiefanie alom aantrof was niet wat zij zich had voorgesteld toen de koning haar een aanzoek deed. Het zag er naar uit dat er eerst hard gewerkt moest worden voordat zij zich kon laven in een weelderige sfeer van niets doen behalve haar collectie make-up artikelen herordenen. Inmiddels knap chagrijnig betrad zij de Blauwe Corridor, zo genoemd in de tijd dat de er nog kleuren waarneembaar waren. Halverwege zat een somber kijkend meisje op een versleten stoel door smoezelige ramen naar buiten te staren, een boek vergeten op haar schoot.

Abrupt bleef Stiefanie staan. “Wat is dat? Wat doet dat kind hier?”

De lakei kuchte zwakjes achter haar rug.

“Dat is Snee…”

“Kan Mij het wat schelen wie dat kind is? Hoe komt ze hier? Vort jij, verdwijn!”

Verbluft zat Sneeuwwitje haar aan te staren.

“Nou, komt er nog wat van?” Stiefanie keerde zich naar de lakei. “Noteer. Ik wil weten wie dat kind binnengelaten heeft. Zorg dat die persoon een stevige reprimande krijgt. Dit is ontoelaatbaar!”

“Maar Mevrouw,” stamelde de lakei, “Dat is…”

Luisteren was niet Stiefanie’s sterkste kant. ”Maar begeleid dat bleke scharminkel eerst naar buiten, voordat ze hier dood neervalt. Straks worden Wij erop aangekeken!”

“Maar Mevrouw, dat is Sneeuwwitje!

Stiefanie aarzelde even of ze zou reageren op de stemverheffing van de lakei of inhoudelijke op zijn woorden. Eén woord gaf de doorslag. “Sneeuwwitje? Is dat een naam? Laat ook maar, niet van belang.”

Eindelijk kwam Sneeuwwitje overeind. Maar niet om zich weg te laten sturen. “Albertus, wie is dat mens?”

“De… de… dat is… de…” Albertus had inmiddels een gebrek aan kleur gekregen waarbij Sneeuwwitjes teint verbleekte.

Dat mens!? Weet jij wel tegen wie je ’t hebt, scharminkel? Wie zijn je ouders, ik zal ze een bezoekje laten brengen door de…”

“Maar Mevrouw!” Albertus schrok nu zelf van de heftigheid waarmee hij de Koningin onderbrak, “Dit is uw stiefdochter!

“Stiefdochter!?” kreet Stiefanie.

“Stief watte!?” Sneeuwwitjes hoge stem drong tot 4 wandelgangen ver door en bereikte zelfs Koning Wilhelm in zijn werkkamer, een verdieping lager. Verstoord maakte hij een aantekening om uit te laten zoeken wie deze verstoring van de rust veroorzaakt had. De regels waren duidelijk genoeg, de sancties ook.

Albertus probeerde ondertussen een en ander uit te leggen. “Het is mogelijk dat Uwe Echtgenoot de Koning even vergeten is om U mede te delen dat hij een dochter heeft.” Om er na een lichte aarzeling aan toe te voegen, “Mogelijk is hij haar geheel en al vergeten.”

“Vertel mij wat,” mompelde Sneeuwwitje.

“Een dochter,” herhaalde Stiefanie vol ongeloof en weerzin. “Een dochter?”

“Ja, inderdaad. Bij zijn eerste vrouw, Doornroosje.”

“Een dochter?” herhaalde Stiefanie.

“Wellicht kunt u even…”

‘WILHELM!” kreet Stiefanie en beende weg. “WILHELM!

In zijn werkkamer gooide de koning geërgerd zijn ganzenveer neer en beende de gang op. Lakeien vlogen alle kanten op, maar vooral in tegengestelde richting vanwaar een stem steeds nadrukkelijker “WILHELM!” riep.

Sneeuwwitje keek Albertus aan, die ongemakkelijk terugkeek. “Dus dat is mijn… hoe noemde je dat?”

Stiefmoeder, hoogheid.” Hij werd bijna overstemd door een “WILHELM!” welke vanaf twee gangen verderop en een verdieping lager door het ganse paleis galmde.

“Stiefmoeder. Nou, haar zal vader niet zo makkelijk vergeten.” Ze draaide zich om, ging haar kamer binnen en deed zachtjes de deur achter zich dicht.

Albertus bleef even besluitloos staan, verwijderde een verraderlijke traan uit een ooghoek en zocht vervolgens een goed heenkomen via de dichtstbijzijnde dienst doorgang. Lakeien leren snel en echtelijke ruzies boden een mooie gelegenheid voor een korte pauze en een kopje thee.

W I L H E L M !”

Nu zou je denken dat koning Wilhelm, na zijn “O ja, ik heb een dochter” revelatie, wel meteen naar de bewuste dochter gesneld zou zijn om haar met een knuffel, en een vage belofte voor een cadeau, verbeterin… te laten weten dat hij haar heus niet vergeten was. Maar nee, zo stak Wilhelm niet in elkaar.

“Maar Echtgenote,“ liet hij Stiefanie weten, “het is Uwe taak om huishoudelijke en familiale zaken, en dus ook uh… hoe hee… Sneeuwwitje, te regelen en vooral beheersbaar te houden. Kortweg, sociabiliteit. Waarvoor anders dacht U dat Wij Ons een vrouw wensten? Wij hebben het te druk met regeren. En over regeren gesproken, Wij zien U vanavond weer aan ‘t diner.” Waarmee hij zich omkeerde en naar zijn werkkamer beende. Ver kwam hij niet.

Stiefanie beende achter hem aan. “Maar zó zijn Wij niet getrouwd!”

“Niet?” Wilhelm keek haar met één opgetrokken wenkbrauw aan. “Heeft de trouwbelofte welke Wij u hebben laten uitspreken tijdens de trouwplechtigheid nog enige toeliching van node?”

Begrijpend lezen was een begrip dat Stiefanie nooit goed begrepen had. Woorden lezen en uit je hoofd leren was haar sterkste punt, maar de toonloze stem waarmee zij vaak sprak maakte duidelijk dat ze inhoudelijk niet begreep wat de woorden betekenden. ‘Zo zijn wij niet getrouwd,’ was ook zo’n uiting welke, als je er eens goed over nadacht, alleen maar verwarring opriep. Was je nou wel of niet getrouwd? Kon je ook anders trouwen?

De vage, dwalende blik waarmee Stiefanie zocht naar een antwoord was antwoord genoeg. “Hebben Wij voorafgaand aan Ons huwelijk niet Onze lakei van Juridische Zaken langs gestuurd om een en ander uit te leggen?”

“Ja-aa, er is wel iemand op bezoek geweest. Maar die sprak alleen buitenlands of zo.”

“Welnu, Wij hebben nu geen tijd. Wij zullen het vanavond tijdens het diner nader toelichten. Maar kort en bondig gesteld; Laat Ons met rust. Punt.”

Punt werd onderstreept door de knal waarmee een deur dichtgegooid werd. Vijf minuten later werd Stiefanie nog steeds met open mond en wazige blik aangetroffen op de plek waar het gesprek beëindigd was. Dat betekende niet dat haar hersens eveneens stilstonden. Integendeel, die maakten juist overuren en waren zo druk bezet dat haar hoofd de rest van het lichaam even vergeten was. Het eindproduct van al dat denkwerk was dat er een persoontje was op wie zij haar frustratie naar hartelust kon botvieren; een twaalfjarig meisje met een belachelijke naam.

“Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand. Wie is er het ongelukkigst in dit land?”

“Het is wellicht van korte duur, maar vandaag heeft je stiefmoeder het zuur.”

Het zou drie lange jaren duren voordat de spiegel Sneeuwwitje opnieuw zou horen giechelen.

Wordt vervolgd.