
Een limerick heeft als rijmschema: a a b b a. Bij voorkeur wordt in de eerste regel een persoon of dier geïntroduceerd en, als laatste woord, een plaatsnaam. Maar een kniesoor die daar op let. Onderstaand enkele limericks en ander rijmelarij.
door Ton Schevan
Een ervaren molenaar te Stavoren maalde menig baal naar behoren. Maar, 't is sterk, nu baalt hij van dat werk en maalt niet langer om het koren.
Een langpootmug te Nieuwebrug die is zo verrassend vlug, voor je 't weet heeft ie je beet. Maar 't ergste is, hij komt telkens terug.
Doordat een bioloog zich al te bedreven probeerde in te leven hoe een kringloop zich sluit, kwam hij er niet meer uit en is erin gebleven.
Ik dacht nog, "Dat is niet pluis!" toen ik per abuis door het stoplicht reed en voor een trailer gleed, "Mijn bril, die ligt nog thuis."
Een zekere dief te Zuidlaren werd betrapt toen hij een klusje wou klaren. Geheel ontdaan riep hij spontaan, "Dat kost mij weer enkele jaren!"
Ik begeer wat ik ontbeer maar leer niet meer dan dat, telkens weer.
In't lange gras, tsjirpen de krekels zacht, zo zacht, als had je gedacht dat, buiten de enkele kras van een eenzame uil, je slechts stilte hoort, zo zacht gesmoord, in ’t lange gras.